zondag 27 maart 2022

History Matters Lezing Sylvia Pessireron

Wat is de RMS? En wat gebeurde er met de Molukse KNIL-militairen en hun families na de onafhankelijkheid van Indonesië? Deel 7 van de reeks History Matters gaat over de verbondenheid van de Molukse en de Rotterdamse geschiedenis. Schrijfster Sylvia Pessireron geeft een lezing en praat met Rotterdamse studenten. Bekijk de video hier of op YouTube!



woensdag 16 maart 2022

Molukse Perspectieven bij History Matters

Op dinsdag 15 maart waren de opnames voor het programma History Matters in Rotterdam, waarbij o.a. Sylvia Pessireron te gast was, auteur (én voorzitter van TFIR). 

Het thema van het programma is Molukse Perspectieven en gaat over de verbondenheid van de Molukse en de Rotterdamse geschiedenis. Deze aflevering staat in het teken van 21 maart, de jaarlijkse herdenking van de aankomst van de Kota Inten aan de Lloydkade (1951). Te gast zijn Sylvia Pessireron, Andrew Roos en spoken word artist Gloria Lappya.

History Matters is een programma van Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst (GVGT). Daarin worden maandelijks studenten van Albeda, Zadkine, Hogeschool Rotterdam en andere geïnteresseerden in Theater Zuidplein bijgepraat door historici over het koloniale en slavernijverleden van Rotterdam. Gemaakt voor en door Rotterdammers, om in gesprek te raken over het koloniale verleden én de doorwerking ervan vandaag in de stad.

Details over tijdstip en datum van uitzending volgen binnenkort.


zaterdag 26 februari 2022

Bersiap-slachtoffer: Pemuda's waren erger dan de Japanners

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaande tekst is een samenvatting van het artikel datverscheen op 14 augustus 2020 in AD De Gelderlander.

Helena (87) uit Arnhem overleefde bloedbad in Indië na de 'bevrijding’: ‘Ik kan niet meer slapen in het donker’

Het einde van de Tweede Wereldoorlog bracht geen vrede in Nederlands-Indië. De afslachting van onder andere (Indische) Nederlanders door losgeslagen moordbendes in de beruchte periode van de Bersiap staat Helena (87) voor altijd op het netvlies gegrift. ,,Ik kan nog altijd niet slapen in het donker. Dan zie ik de wreedheden en de beelden van de lijken weer voor me.”

Helena was twaalf jaar oud toen de Japanners zich overgaven. Uit een rijke familie komt ze, geboren in het dorp Lahat bij Palembang op Zuid Sumatra. ,,Mijn moeder is voor de oorlog overleden. Ik ben blij dat ze niet heeft hoeven mee te maken wat ons allemaal overkomen is.” Haar vader vergat een Japanse schildwacht te groeten en werd voor haar ogen werd afgeranseld. 

Dan denkt ze terug aan de Bersiap, de bloedige en chaotische maanden na de Japanse overgave van 15 augustus 1945. De nationalistische leiders Soekarno en Hatta riepen twee dagen later de onafhankelijkheid van Indonesië uit. In het machtsvacuüm sloeg de razernij toe. Roversbenden (‘rampokkers') en nationalistische Pemuda’s mengden zich met opgezweepte hordes, De strijdkreet ‘Merdeka’ (‘Onafhankelijkheid, Vrijheid!) van de Pemuda's doet Helena nog altijd rillen.

Velen van hen waren militair getraind door de Japanners. Met wapens, bamboe speren en klewangs gingen ze weerloze burgers te lijf. Indo's werden aan een kruisverhoor onderworpen. Waren zij voor of tegen de blanken, de belanda's? Ongekende wreedheid overspoelde het eilandenrijk. Ook Japanners en Chinezen kwamen om. Opstandelingenleider Soekarno had geen vat op de dood en verderf zaaiende bendes.

,,Ze waren nog veel erger dan de Japanners", zegt Helena beslist. ,,Ze slachtten iedereen af. Mijn oom hebben ze in mootjes gehakt en in de sawa gegooid. Niemand heeft hem terug kunnen vinden. Onze buurman troffen ze dood aan. Ze hadden z'n ogen eruit gepulkt.”

Ze denkt terug aan het kamp in Jakarta waar de mensen bescherming zochten, in het Ambtsgebouw Tiendebat nabij het Militair Hospitaal. Haar jongste broer werkte in dat ziekenhuis. Hij hielp de gewonden van de truck en stapelde de lijken op. ,,We mochten van huis alleen onze matrassen meenemen. Ze hoopten dat het hout de kogels tegen zou houden. De Nederlandse militairen waren nog nergens te bekennen. Alles was afgezet met prikkeldraad en hout.”

Ze ziet nog de groene tulbanden van de Brits-Indische soldaten, de Gurkha's. Ze moesten de weerloze burgers beschermen tegen de razernij maar daar kwam niets van terecht. Met afschuw in haar blik zegt ze: ,,Ze ruilden een blik eten voor een vrouw met de Pemuda's. De Britten deden hetzelfde met munitie. Het was een onbetrouwbare beestenbende.” (...)

Dan denkt ze terug aan de lijken in de rivier. ,,Jappen, Indischen, Hollanders. Met de rug boven, de buik beneden. Ze probeerden de gezwollen lijken met een lange stok om te draaien en staken een haak in de buik, dan stroomt alles weg. Net een walvis, zo'n lijk. Het gaat enorm stinken.”

Ze denkt aan de Indonesische regering, die nooit rekenschap heeft afgelegd over die bloedige tijd. ,,Ze moeten ons smartengeld geven", zegt ze fel. Ze noemt het een schande hoe Nederland later de Molukkers heeft behandeld.

Een van haar broers (...) werd achterna gezeten door de Pemuda's. We waren kinderen, waren nieuwsgierig, gingen bij het prikkeldraad kijken. ,,Ze zaten in de bomen, vuurden op ons van bovenaf. De Ambonezen hebben mijn broer gered, hebben ons allemaal gered. Zij verdienen een standbeeld.”




#BERSIAP 

vrijdag 25 februari 2022

Bersiap - Moord op Indische Nederlanders is genocide

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand nieuwsbericht verscheen op 18 november 2013 op NU.nl.

'Moord op Indische Nederlanders is genocide'

De golf van etnisch geweld in Nederlands-Indië, die begon in 1945, is steeds ten onrechte door Nederland naar de achtergrond verdrongen. 

De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, ''terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord''.

Dat zegt de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview maandag in Trouw. Hij spreekt daarin van ''post-koloniaal geheugenverlies'' van de Nederlandse autoriteiten.

De 72-jarige historicus heeft volgens de krant zijn hele wetenschappelijk loopbaan gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Na de capitulatie van Japan vermoordden Indonesische strijders duizenden Nederlanders die net uit Japanse interneringskampen waren bevrijd.

Ze wilden koste wat kost voorkomen dat het koloniale gezag zou worden hersteld, aldus Frederick. Een artikel over zijn onderzoek staat in het Britse wetenschappelijke blad Journal of Genocide Research.

''De Bersiapperiode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland'', aldus Frederick die zegt geen land te kennen dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten.


Zeer mager

''Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen.''

Hij noemt het ''zeer mager'' dat minister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken) vindt dat instituten die onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië willen doen, dat maar uit eigen budget moeten betalen. ''De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein'', zegt hij in Trouw.

''Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Nederlandse diplomaten in Jakarta worden nerveus van een onderzoek, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Terwijl zo'n onderzoek natuurlijk hoogstnoodzakelijk is.''

#BERSIAP



vrijdag 11 februari 2022

Bersiap: De vergeten moorden

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen in Inside Indonesia 125, juli-september 2016. Hieronder de Nederlandse vertaling van het artikel.

De vergeten moorden

door Rosalind Hewett

Twee belangrijke monumenten in de stad Surabaya gedenken de acties van de pemuda (jonge Indonesische vrijheidsstrijders) in de Indonesische revolutie van 1945-49 tegen de Nederlanders. Het Monumen Bambu Runcing (Bamboe Speer Monument) verheerlijkt de bamboespeer, het wapen dat specifiek wordt geassocieerd met de pemuda. Het tweede is een plaquette buiten de Gedung Balai Pemuda (Jeugdhal), de voormalige Simpang Club, die het belang van het gebouw in de Indonesische geschiedenis schetst. Volgens de Engelse versie van de plaquette:

'Dit was een exclusieve Nederlandse club, verboden voor autochtonen en honden. Van september-november 1945 gebruikte de PRI (Pemuda Republik Indonesia) het als hoofdkwartier in de strijd tegen de gecombineerde geallieerde strijdkrachten, die de wereld opschrikten door zijn duur en vasthoudendheid.'

Beide monumenten vieren de pemuda als onafhankelijkheidshelden die actie ondernamen om de Nederlanders en hun bondgenoten uit Indonesië te verdrijven. Beide zijn ook problematisch vanwege het feit dat ze slechts één versie van de geschiedenis vertegenwoordigen, geschreven en gevormd door de winnaars, om hun acties af te schilderen als bijdragend aan het grotere goed van de natie. 


Een excuus voor massamoord

Net als de communistische bloedbaden van 1965, worden de moorden van 1945-47 in Indonesische historische geschriften - als ze al worden genoemd - over het algemeen afgeschilderd als ongelukkig, maar noodzakelijk in het belang van de natie. Autobiografieën en populaire geschiedenissen in Indonesië portretteren pemuda-acties als gericht tegen bendes van gewapende Nederlandse en Indo (Euraziatische) mannen en voormalige Japanse kolonisatoren als een extreme maar noodzakelijke reactie op koloniale onderdrukking, en een die van vitaal belang was om terugkeer van de koloniale overheersing na de Japanse overgave te voorkomen. Deze verslagen vermelden niet dat de slachtoffers ongewapende vrouwen, kinderen en ouderen waren. Evenmin vermelden ze dat een aanzienlijk aantal slachtoffers afkomstig was uit etnische groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd. De weinige vermeldingen van incidentele moorden die geen deel uitmaakten van confrontaties tussen gewapende groepen, worden uitgelegd als ongelukkige incidenten die werden gepleegd door een uit de hand gelopen rakyat (gepeupel), net als de moorden in 1965.

Nederlandse en Britse archieven vertellen een ander verhaal. Deze geven aan dat de pemuda opzettelijk andere Indonesiërs opdreven en doodden of hen dwongen om ongewapende mannen, vrouwen en kinderen te doden, en dat een groot deel van de slachtoffers afkomstig was uit groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd - ze vormden misschien wel een groter percentage dan de Nederlanders en Indo slachtoffers. De meesten van hen waren Ambonese en Manadonese, maar sommigen waren ook Timorezen, Chinese Indonesiërs, Javaanse en Sundanese vrouwen getrouwd met Europese mannen, geadopteerde Indonesische kinderen van Nederlandse gezinnen, en Indonesiërs die als koloniale bestuurders hadden gediend. Autobiografieën en persoonlijke verhalen suggereren dat pemuda-groepen zich richtten op Europese, Indo, Ambonese en Manadonese families op Java op basis van hun uiterlijk, of ze nu loyaal waren aan de Nederlanders of niet. Nader onderzoek is nodig om aan te tonen of daders opzettelijk deze specifieke etnische groepen wilden elimineren, maar het doden van zuigelingen en jonge kinderen betekent dat dit zo was.


 Massamoord uitvoeren

Tijdens het ergste geweld in 1945 trokken pemuda-groepen meestal dorpen binnen en schreeuwden woorden als 'siap, siap!' ('Maak je klaar!'). De Nederlands-Indonesische naam voor de periode, de Bersiap, komt van deze term. Ze verspreidden propaganda via pamfletten en luidsprekers en pakten vervolgens lokale families op die ze op grond van hun etniciteit loyaal achtten aan de Nederlanders. In een opmerkelijk geval, op 10 oktober in de vroege ochtenduren, reed een auto langzaam door de straten van Garut op West-Java, met een ingebouwde luidspreker die de oproep uitzond voor de moord op Europeanen, Ambonezen, Manadonezen en Japanners. Ongeveer een uur later werden leden van deze groepen uit hun huizen gesleept en naar het dorpsplein gebracht waar een menigte zich had verzameld. Volgens ooggetuigen keerden leden van de menigte zich tegen de gevangenen en doodden ze. De pemuda-leider betaalde vervolgens de moordenaars met juwelen en goud die van de slachtoffers waren afgenomen.

Verschillende verslagen uit Surabaya en Kuningan in West-Java onthullen dat om de gevangenissen te bereiken, mannelijke gevangenen gedwongen werden door rijen pemuda heen te rennen, die gewapend waren met bamboesperen en messen. Berichten uit heel Java stellen dat veel gevangenen midden in de nacht uit hun gevangeniscellen verdwenen en werden begraven in haastig gegraven massagraven. Vrouwen en kinderen werden meestal naar interneringskampen gestuurd, en overlevende mannelijke gevangenen werden naar aparte kampen gestuurd. Een aantal kampen in Oost-Java werden beruchte moord- en martelplaatsen. Het meest berucht was Pacet, gelegen tussen Malang en Surabaya. Andere pemuda-bendes in West-Java verzamelden hun slachtoffers niet, maar vermoordden in plaats daarvan hele families in hun huizen, meestal door hen met bamboesperen te spiezen, maar ook door slachtoffers te verbranden en levend te begraven. Pemuda-groepen in heel Java dwongen een voedselboycot af tegen Nederlanders en Indo's. Families waren genoodzaakt op Indonesische bedienden te vertrouwen om voor hen voedsel te smokkelen, maar propaganda verspreid door de pemuda was ook gericht tegen voormalige bedienden en waarschuwde hen tegen het helpen van Nederlandse en Indische families.

Hedendaagse verslagen van het geweld beperken zich meestal tot verklaringen uit de eerste hand van getuigen en verhoorrapporten die in 1947 en 1948 door de Nederlandse inlichtingendienst zijn opgesteld. De meeste daarvan gaan over het doden van Nederlandse burgers. Schattingen van het totale aantal Nederlandse en Indische doden uit deze periode, op basis van deze getuigenverklaringen en interviews in Nederland, lopen uiteen van 3500 tot 30.000. In de herinnering van veel Indo's die Indonesië verlieten en weinig te maken hadden met andere groepen die in dezelfde periode ook slachtoffer waren, werd de Bersiap een poging tot genocide op Indo's. Op de slachtofferslijsten komen echter ook Ambonese en Manadonese namen voor, mogelijk omdat personen uit deze etnische groepen vaak lid waren van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de koloniale ambtenarij en daarmee verbonden waren met het koloniale regime.  


De Simpang-club

De best gedocumenteerde moorden vonden plaats in Surabaya tussen september en november 1945. Europese, Indo, Ambonese en Manadonese mannen en vrouwen werden opgepakt, zogenaamd om hen te beschermen tegen geweld, en vervolgens opgesloten in de Simpang Club. Als ze in het bezit waren van voorwerpen die hen met de Nederlanders in verband brachten, zoals vlaggen, spelden enzovoort, werden ze vaak ter plekke onthoofd. Zo niet, dan werden ze verder ondervraagd en van de Simpang Club naar de gevangenissen Kaliosok en Bubutan gestuurd. Degenen die naar Bubutan waren gestuurd, werden nooit meer gezien. Volgens één verslag was het enige spoor dat ooit van deze gevangenen werd gevonden een stapel afgehakte benen, met de schoenen er nog aan. Ooggetuigen van de Simpang Club maakten melding van de systematische ondervraging, marteling en moord van honderden mensen, met name van 15 tot 17 oktober. Gevangenen werden regelmatig gedwongen om de dikke laag bloed van de vloer van de executiekamer te verwijderen.

Het meest controversiële verslag van het geweld in de Simpang Club is van een Indonesische vrouw; zij benoemt de revolutieheld Sutomo, het meest bekend om zijn revolutionaire radiotoespraken, als de leider van de beulen. In zijn autobiografie beweerde Sutomo dat hij in deze periode minstens één keer in de Simpang Club aanwezig was. Hij schreef echter dat hij daar door andere pemuda's als 'gevangene' was gebracht en maakte zich zorgen over zijn eigen veiligheid, nadat hij had gezien dat de pemuda waren gezwicht voor hun eigen bloeddorst en Nederlandse gevangenen hadden vermoord. Zijn versie staat in schril contrast met verslagen van andere pemuda's in Oost-Java, die hem als een belangrijke pemuda-leider bestempelden. Het publiekelijk in twijfel trekken van het verslag van een van de belangrijkste leiders van de onafhankelijkheidsstrijd blijft echter problematisch, vooral omdat Sutomo een zogenaamde Pahlawan Nasional (nationale held) is.


Massamoord vergeten

Het vinden van bewijs van dit geweld in Indonesië is moeilijk vanwege de bijna volledige stilte over het onderwerp in officiële en populaire verslagen. Geschiedenisboeken, autobiografieën, films en zelfs strips portretteren de pemuda als de helden van de revolutie die meer voorzichtige republikeinse leiders zoals Soekarno en Hatta tot actie dwongen. Incidentele verwijzingen in autobiografieën bevestigen dat Manadonese en Timorese mannen en vrouwen op Java 'verdwenen' of zijn vermoord, maar deze zijn vluchtig. Wat de zoektocht naar verhalen uit de eerste hand uit Indonesië nog ingewikkelder maakt, is het feit dat de meeste leden van de generatie die oud genoeg zijn om zich de Bersiap te herinneren, zijn overleden. In mijn interviews met Indo's op Java wilde niemand toegeven dat ze uit de eerste hand getuige waren van geweld, hoewel ze erkenden dat ze hadden gehoord dat anderen het hadden meegemaakt. 

Het grootste probleem is dat de berichtgeving over de moorden wordt vertroebeld door ideologische overwegingen. Het doden van groepen die nu als Indonesisch worden beschouwd, ondersteunde niet het narratief van nationale eenheid die door opeenvolgende regeringen werd gepropageerd. Als gevolg hiervan was er na het einde van de revolutie weinig animo in Indonesië om de moorden te onderzoeken. Nationale herdenking van de pemuda in Oost-Java beperkt verder wat kan worden gezegd over hun acties tijdens de periode. Als we bedenken hoezeer de onafhankelijkheidsstrijd in de populaire verbeelding is geromantiseerd, is het duidelijk waarom de waarheid over het doden van burgers, waaronder een aanzienlijk aantal Oost-Indonesiërs, volledig wordt doodgezwegen.

Zonder een breder historisch verhaal om aan te kunnen refereren, worden verdwijningen uit die periode toegeschreven aan de algemene wetteloosheid op Java en herinnerd als toevallige, ongelukkige sterfgevallen. Het besef dat er iets veel wijdverbreider plaatsvond – het opzettelijk opsluiten en afslachten van groepen wier uiterlijk of familiebanden hen markeerden als aanhangers van het kolonialisme – wordt vertroebeld door het verstrijken van de tijd, door ideologische overwegingen en door een gebrek aan gedocumenteerd bewijs. Erop wijzen dat het begin van de revolutie op Java en Sumatra gepaard ging met de massamoord op leden van groepen die nu door andere Indonesiërs als Indonesiërs worden beschouwd, betekent dat de traditionele kloof in de nationalistische geschiedenis tussen 'inheemse' Indonesische slachtoffers en 'buitenlandse' kolonisatoren in twijfel wordt getrokken. De ware omvang van de Bersiap-moorden zal om al deze redenen misschien nooit volledig aan het licht komen.


Rosalind Hewett is promovendus in Indonesische geschiedenis aan de Australian National University.



Klik hier voor het originele Engelstalige artikel The Forgotten Killings - Inside Indonesia.


#BERSIAP


donderdag 10 februari 2022

Het Bersiap-geweld was overduidelijk racistisch

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. 

Op 12 januari 2022 publiceerde EW magazine een artikel waarin de ophef rondom het Rijksmuseum en de discutabele opinie van haar Indonesische gastcurator Triyana nader bekeken werd. Enkele quotes willen wij u niet onthouden en we raden u aan om het hele artikel op de site van EW magazine te lezen.

Journalist Gertjan van Schoonhoven: 'De term Bersiap – Indonesisch voor ‘geef acht’ dan wel ‘wees paraat’ – is de in Nederland ook wetenschappelijk volstrekt ingeburgerde term voor het gruwelijke wraakzuchtige geweld, in het eerste half jaar na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945, door jonge, met bamboesperen uitgeruste Indonesische nationalisten (pemoeda’s) tegen Nederlanders en Indische Nederlanders, en ook de Chinese minderheid. Bersiap was hun strijdkreet. Schattingen van het aantal burgerdoden onder die bevolkingsgroepen lopen op tot 30.000, meldt het NIOD op zijn website.'

'Het NIOD hanteert de term Bersiap dus gewoon, net als andere onverdachte bronnen, uiteenlopend van Gert Oostindie – tot voor kort directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde – en David Van Reybrouck, auteur van Revolusi.'

'Dat het geweld weerzinwekkend was, lijdt geen twijfel. Van Reybrouck spreekt van een ‘waanzinnige geweldsorgie’. ‘De wreedheid van de pemoeda’s kende geen grenzen. Qua moedwillig sadisme overtroffen ze dikwijls hun Japanse leermeesters.’ De passages in zijn boek die erover gaan, onder meer van ooggetuigen die hij sprak, zijn bepaald misselijkmakend. Racistisch was het geweld overduidelijk ook. In dat licht doet de beschuldiging dat de term Bersiap racistisch zou zijn helemaal vreemd aan. Dat de term in Nederland wel wordt gebruikt en Indonesië niet, maakt het begrip nog niet racistisch.'

Speelt er misschien iets anders? De redenering van Bonnie Triyana in NRC is dermate gezocht dat je dat vermoeden wel krijgt, ja. Of er echt sprake is van ‘Bersiap-ontkenning’ zal op de tentoonstelling blijken, maar dat het Indonesische perspectief op de revolusi  nog steeds sterk nationalistisch gekleurd is, bleek dinsdag tijdens de persconferentie over de tentoonstelling wel. Triyana sloot zijn bijdrage vanuit Djakarta af met de revolutionaire strijdkreet en groet Merdeka! (Vrijheid!) Aandacht voor de eigen nationalistische excessen in die periode past daar blijkbaar niet zo in. Maar wellicht dat daar verandering in komt als de tentoonstelling naar Indonesië verhuist.'

Het hele artikel vindt u hier: Waarom Rijksmuseum wordt verweten aan ‘Bersiap-ontkenning’ te doen



#BERSIAP

zondag 6 februari 2022

Bersiap: De wandaden van de Indonesiërs moeten ook onderzocht worden

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 27 januari 2015 in de Volkskrant.

'De wandaden van de Indonesiërs moeten ook onderzocht worden'

Van de onafhankelijkheidsstrijd kennen de Indonesiërs alleen de eigen heldendaden. Historicus Abdul Wahid wil ook de wandaden onderzoeken.

Lidy Nicolasen, 27 januari 2015, 02:00

De geschiedschrijving van de 'Indonesische revolutie' is blijven steken in heroïsche heldenverhalen, zegt de Indonesische historicus Abdul Wahid (39) bij een bezoek aan het Nationaal Archief in Den Haag. Van de eigen wandaden hebben zijn landgenoten geen idee. Hij wil de eigen revolutie beschrijven en hij heeft haast. De laatste getuigen zijn nu nog net in levenden lijve te horen.

Slechte mensen

Wahid is universitair docent aan de Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta. Hij promoveerde vorig jaar in Utrecht op de hervorming van het koloniaal belastingsysteem. Sindsdien richt hij zich op het gewelddadige verleden van Indonesië. 'We moeten veel meer van de geschiedenis weten om te begrijpen waarom er toen zoveel geweld was. Nederland heeft de Excessennota uit 1969. Voor zover ik weet, is die nooit vertaald. Vreemd. Voor ons begrip van de geschiedenis is die kennis belangrijk. We kunnen ons blijven opwinden over het feit dat Nederland weigert 17 augustus 1945 te accepteren als onze Onafhankelijkheidsdag. Maar waarom zou je dat doen? Het is niet ons probleem, zeg ik mijn studenten. Wij hebben belangrijkere dingen te doen.'

Wahid groeide op nabij de stad Cirebon op West-Java. Net als elders in Indonesië werd de onafhankelijkheid er uitbundig gevierd met rituelen en ceremonies. Op de avond voor Bevrijdingsdag schaarde iedereen zich rond de ouderen, die verhaalden over de oorlog, de bezetting en vooral over hun eigen heldendaden. Ze keken naar de films op het ene tv-kanaal dat Indonesië rijk was. 'Die strijders waren onze idolen, mensen die alles voor het land over hadden. Rolmodellen, belangrijk voor ons nationale bewustzijn. We groeiden met ze op.'

Tot zijn verbazing viel de Chinese bevolkingsgroep buiten elke vorm van verering. Het zijn slechte mensen, werd beweerd. Ze werden gehaat. Begrijpen deed hij die aversie niet. Thuis hadden ze andere ervaringen. De Chinese handelspartners van zijn vader waren aardige mensen, wiens religieuze feesten ze respecteerden. Hij ging op zoek naar een verklaring, waarmee zijn passie voor de nationale geschiedenis was geboren.

De haat voor de Chinezen stamt uit de koloniale tijd, toen het politieke systeem raciaal was, ontdekte hij. Boven aan de ladder stonden de Europeanen, onderaan de Indonesiërs. De Chinezen hingen ertussen. Ze werden ingezet als vooruitgeschoven posten van de koloniale machthebbers. 'Voor de gewone Indonesiër leek het of zij aan de touwtjes trokken. Zij verkochten op de markt, hadden winkels, inden belastingen en hadden de media in handen. Dat heeft de haat gevoed.'

De razernij

Toen Japan in 1945 capituleerde, koelden de Indonesiërs hun woede niet alleen op Europeanen - van wie velen nog in kampen zaten - maar ook op Indische Nederlanders en vooral op Chinezen. Nooit is precies vastgesteld hoeveel mensen er werden vermoord. Hun aantal moet in de duizenden lopen. De razernij, in Nederland beter bekend als de 'Bersiap-periode', duurde een paar maanden.

Bersiap betekent 'Wees Paraat'. Voor Indonesiërs was het de oproep het eigen land en de door Soekarno uitgeroepen onafhankelijkheid te verdedigen. Nederland stond klaar om de koloniale orde te herstellen.

Wahid: 'Volgens onze nationale geschiedenis verenigden alle Indonesiërs zich. Maar het lag veel gecompliceerder. Er waren grote etnische en ideologische verschillen. Mensen die in de koloniale periode een goede positie hadden gehad, wilden de oude macht terug. De meerderheid vocht voor de eigen staat. Ik noem de militairen die waren getraind door Japanners, paramilitairen en linkse groeperingen. In 1948 namen communisten de macht over. Soekarno onderhandelde met de Nederlanders en dat was tegen hun zin. Zij eisten honderd procent Merdeka - vrijheid en macht.'

De Amerikanen kozen de kant van de Indonesische Republikeinen, terwijl Nederland militairen stuurde en een oorlog begon. Den Haag sprak verhullend over 'politionele acties'. In Indonesië noemden ze die acties bij hun naam: 'Agresi Militer Belanda'. Wahid: 'Het was een cruciale periode voor Indonesië. Toen is een overgang gemaakt van een koloniale naar een onafhankelijke macht. Indonesië werd als natie geboren. Maar hoe Indonesië die onafhankelijkheid in al haar facetten heeft verworven, staat niet in onze schoolboeken. We kennen alleen de heroïek en dat is het. Wij hebben geen antwoord op de vraag waarom Indonesië de staat werd die hij nu is.'

De tijd dringt, zegt Wahid, met name voor het horen van getuigen. 'De generatie die het heeft meegemaakt, is nu in de 80. Nederland en Indonesië moeten samenwerken en alle getuigen horen. Ze moeten zich niet laten hinderen door politieke emoties. Onlangs kreeg ik een vraag over seksueel geweld. Ik vertelde toen dat paramilitairen niet alleen de geiten en koeien opeisten in de dorpen die ze aandeden, maar ook de meisjes. Althans, dat is het verhaal. Het bewijs ontbreekt nog.'


#BERSIAP

dinsdag 1 februari 2022

Bersiap: 'Onderzoek ook geweld Indonesiërs'

 In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 11 augustus 2012 in de Volkskrant.

'Onderzoek ook geweld Indonesiërs'

Het onderzoek naar de oorlog in voormalig Nederlands-Indië mag zich niet beperken tot het Nederlandse militaire geweld. Ook de bloedige periode daarvoor moet worden onderzocht.

Door Lidy Nicolasen, 11 augustus 2012, 00:00

DEN HAAG - De makers van de documentaire Archief van Tranen, waarvan Omroep Max zondag het eerste deel uitzendt, bepleiten dat. Bersiap heet de anderhalf jaar durende periode vlak na de Japanse capitulatie in 1945. Indonesische vrijheidsstrijders richtten hun woede ongeremd en nietsontziend op de koloniale machthebbers en hun sympathisanten. De vlam sloeg in de pan toen in Soerabaja de Nederlandse driekleur werd gehesen.

De meeste slachtoffers waren Indische Nederlanders en Chinezen. In tegenstelling tot de Nederlanders genoten zij niet de betrekkelijke bescherming van een voormalig jappenkamp. De pemoeda's, zoals de vrijheidsstrijders werden genoemd, vermoordden met hun dolken, messen en bamboestokken naar schatting 20 duizend mensen.

Van ongeveer 3.500 vermoorde mensen is de herkomst bekend. In kampen stierven 4.000 mensen aan uitputting, honger en kou, vooral vrouwen en kinderen. De lichamen van vele andere vermisten zijn nooit geïdentificeerd of geteld. Hun aantal is geschat door Bersiapdeskundige Herman Bussemaker. 'Veel ontvoerden en vermisten zijn gemarteld, in stukken gesneden en in putten geworpen. Later zijn de botten uit die putten gevist', zei hij vrijdag tijdens de presentatie van Archief van Tranen.

De Nederlandse KNIL-kapitein Jack Boer heeft bij leven 125 documenten van slachtpartijen verzameld. Zijn weduwe overhandigde dit dossier aan documentairemaakster Lia van der Molen, wier vader in Nederlands-Indië had gediend als vrijwilliger. 'Ik wilde weten hoe dit had kunnen gebeuren. Waarom heeft de regering hen niet beschermd tegen de muiterij van deze uitzinnige groepen?'

Twee jaar geleden trok zij met Michiel Praal naar Indonesië voor gesprekken met nog levende getuigen. Zij legden de getuigenissen vast op film en in een rapport dat met het dossier van Boer het hart vormt van de website bij Archief van Tranen.

Bij oorlogsinstituten liggen documenten uit de Bersiapperiode, maar de geschiedenis is in Nederland nooit beschreven. 'Vermoedelijk vanwege de smet van het kolonialisme. Wij hebben de periode collectief weggestopt. De vlucht naar Nederland in 1950, met 300 duizend man, is nog steeds een diep trauma, een zwerende wond', zegt Bussemaker.

Gert Oostindie van het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde is een van de initiatiefnemers die de regering om een nieuw onderzoek naar de politionele acties hebben gevraagd. Hij acht het vanzelfsprekend dat de Bersiapperiode daarbij wordt betrokken. 'Dat was de aanleiding voor het Nederlandse militaire geweld; de angst voor een herhaling van de Bersiap was heel groot.'


VIDEO (opent in nieuw venster)

Bekijk hier deel 1 van de documentaire 'Archief van Tranen'

Bekijk hier deel 2 van de documentaire 'Archief van Tranen'


#BERSIAP

maandag 31 januari 2022

Bersiap is een nooit erkend trauma

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 29 november 2013 in de Volkskrant.

Bersiap is een nooit erkend trauma

Dat nu, met grote wijsheid en betweterigheid achteraf, de moordende Indonesische vigilantes 'vrijheidsstrijders' worden genoemd, is onverteerbaar.

PAULA BRUNSVELD-VAN HULTEN29 november 2013, 00:00

Bersiap: klaar staan... Een traumatische, zwarte herinnering voor oudere Indische Nederlanders, deze moordperiode op de blanda's, de Nederlanders, kwetsbaar vlak na hun bevrijding in 1945 uit vier jaar honger en ellende in de jappenkampen. Indonesische vigilantes, opgehitste jongelui, overvielen en vermoordden zomaar, vaak 's nachts, Nederlanders met bamboe roentjing (bamboespiezen) of ander wapentuig. Bij duizenden zijn ze vermoord, mannen, vrouwen, kinderen... 'De kali was rood van het bloed, er dreven altijd wel lijken in, ook van kinderen, verschrikkelijk', vertelden ook mijn ouders later aan hun kinderen. Waar we moord en brand over schreeuwen als het in Afrika of Azië gebeurt, daar doen wij hier koeltjes over. Sterker nog, dat de Nederlandse militairen toen hardhandig in actie kwamen tegen de desa's en kampoengs (de vigilantes waren altijd anoniem, net als de moslimfundamentalisten in Irak) is begrijpelijk, al is overschrijding van de grenzen van menselijkheid nooit goed te praten. Maar de heftigheid van sommig soldatenoptreden, gevoed door emoties als wraak en ontzetting over wat met eigen ogen was gezien, is begrijpelijk. Ook in deze oorlog - want dat was het - gebeurden over en weer verschrikkelijke dingen.

Voor de mensen die het hebben meegemaakt is het onverteerbaar dat wereldverbeteraars zonder historisch geheugen het Nederlandse optreden nu met betweterigheid en grote wijsheid achteraf afdoen als 'oorlogsmisdaden', de berichtgeving van toen betitelen als 'propaganda' en de moordende Indonesische vigilantes als 'vrijheidsstrijders'. Ook is het onverbeerbaar voor hun kinderen en kindskinderen, die dit als een nooit herkend en erkend trauma van hun ouders hebben meegekregen.

'De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord', aldus de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview op 18 november in Trouw. Hij spreekt van 'post-koloniaal geheugenverlies' van de Nederlandse autoriteiten.

Indonesië zit niet te wachten op al die zelfincriminatie door Nederland over zijn acties destijds, waarmee allerlei mensenrechtelijke claims worden gestimuleerd bij de lokale bevolking, die - zo blijkt na Rawagedeh - het smartegeld aan de enkele overlevenden op bevel van de dorpsoudste verdeelt onder de hele gemeenschap (niet onterecht, vind ik). Indonesië ziet de bui al hangen: al die nabestaanden van de Bersiap-genocide - zo noemt historicus Frederick die periode - gaan de Indonesische staat aanklagen.

Ik ben niet anti-Indonesië, integendeel. Het vrijheidsstreven en het succes van Indonesië met Soekarno als grote man, heb ik altijd bewonderd. Zo ben ik ook opgevoed.

Ik ben blank en blond, geboren in Surabaja op dag één van de Tweede Politionele Actie; mijn vader had moeite om naar het ziekenhuis te komen door de acties. Pas op mijn 13de, eind 1961, ben ik in Nederland gekomen. In de jaren vijftig had Soekarno verordonneerd dat Nederlanders moesten kiezen: vertrekken naar Nederland of blijven, maar dan Indonesisch staatsburger worden. Mijn ouders kozen voor het laatste, en ik wist niet beter dan dat Indonesië mijn land was. Ik zat ook op een Indonesische school, leerde en sprak daar Bahasa, zong op het schoolplein met alle kinderen het volkslied Indonesia Raya. Met Nederland had ik niets te maken, daar kwam de Bijenkorfbrochure voor Sinterklaas vandaan. Opa's en oma's waren in het jappenkamp gestorven.

Indonesië begon eind jaren vijftig met het terugclaimen van Papoea Nieuw-Guinea, immers het ontbrekende deel van de archipel, dat ook door de Nederlandse kolonisator was bezet. In mijn ogen - ik was 11, 12 - was dat volkomen terecht en was Nederland de bad guy, die wilde blijven vasthouden. Luns, met zijn belachelijke snorretje, was de personificatie van dat foute Nederland voor mij en voor de rest van Indonesië. Wij stonden helemaal aan de Indonesische kant in ons gevoel.

Toch heeft dit conflict geleid tot ons vertrek uit Indonesië, het land waar ik dacht mijn hele leven te leven, naar dat koude, vijandige Nederland. Ik heb nog steeds begrip voor de vijandigheid van de bevolking tegen ons; we zagen er erg 'blanda' uit. Die vijandigheid nam bedreigende vormen aan, zowel fysiek als sociaal. Wij zijn uiteindelijk eind 1961 als spijtoptanten in Nederland gekomen.

Hier werd ik geconfronteerd met een heel ander beeld van dat conflict. Hier was Soekarno de grote boosdoener, Nederland de vermoorde onschuld. Ik heb daarvan voor het leven geleerd dat de waarheid zoals je die in de media en politiek ziet en hoort relatief is. Er zijn meer waarheden.

Dit geldt ook voor de oplaaiende discussie rond de Nederlandse oorlogsacties na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië.


#Bersiap




dinsdag 25 januari 2022

Waar blijven de excuses aan slachtoffers Bersiap?

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 9 december 2013 in de Volkskrant.


Waar blijven de excuses aan slachtoffers Bersiap?

Aan slachtoffers uit de Bersiaptijd en de Japanse concentratiekampen wordt geen recht gedaan.

LEO THO NEIJENHUIJS IS VOORZITTER VAN DE BEGO EN LID VAN HET INDISCH PLATFORM, 9 december 2013, 00:00

Als voorzitter van een Nederlands-Indische belangenvereniging (Bond Ex-geïnterneerden en Gerepatrieerden van Overzee, BEGO), waarin op dit moment nog 346 overlevenden uit de Japanse concentratiekampen en de Bersiapperiode (van 17 augustus 1945 t/m 1946) vertegenwoordigd zijn, wil ik wat aanvullingen geven op de voor ons aangrijpende woorden van Paula Brunsveld-Van Hulten (O&D, 29 november).

Dat de Bersiapperiode een nooit erkend trauma voor de overlevenden was en is, heeft te maken met een duidelijke misleiding van de publieke opinie. Deze begon al in 1947, aangezien de toenmalige politiek het wenselijk achtte om de door haar aangezwengelde koloniale oorlog te betitelen met de eufemistische term 'politionele actie'. Feitelijk werd namelijk deze term gebruikt als voortzetting van de eerste en werkelijke politionele actie die werd ingezet in november 1945 toen de eerste Oorlogsvrijwilligers ingescheept werden naar Nederlands-Indië.

Zij kregen echter van het Britse Opperbevel geen toestemming om aan land te gaan en moesten verblijven in Malakka. Pas in maart 1946 konden de eerste bataljons vrijwilligers en mariniers in Tandjong Priok aan land gaan, waar zij vooral werden gelegerd in de grote steden, waar zij letterlijk politiediensten moesten verrichten.

Pemoeda's, losgeslagen bendes, jihadisten en het Indonesische Nationale Leger (TNI) richtten ongelooflijke slachtpartijen aan onder de Nederlandse burgers. Die waren, na jarenlang verblijf in Japanse concentra- tiekampen, uitgehongerd, ziek, volledig aangeslagen en getraumatiseerd en vormden dus een gemakkelijke prooi. Deze slachtpartijen moesten stoppen en de Nederlandse burgers (onder wie Chinezen, Javanen, Molukkers, Madoerezen, Indisch Europeanen, et cetera) moesten in bescherming genomen worden.

Door de inzet van deze manschappen konden vele tienduizenden levens gespaard worden, iets dat gemakshalve vaak vergeten wordt. Nederland was getuige van het grootste naoorlogse bloedbad op zijn eigen staatsburgers op Nederlands grondgebied. Tot en met 1949 spreken wij immers nog steeds over Nederlands-Indië.

De Nederlandse staat, die volledig verantwoordelijk gehouden dient te worden voor de onzinnige voortzetting van een koloniale oorlog, heeft echter ten aanzien van de vele slachtoffers en hun nabestaanden, tot heden geen enkele verantwoordelijkheid getoond noch genomen. De repatrianten (feitelijk vluchtelingen die hun geboorteland gedwongen werden te verlaten, maar nooit de vluchtelingenstatus verkregen) werden volledig berooid verscheept naar Nederland.

In Attaca (Egypte) aangekomen werden zij door het Internationale Rode Kruis aangekleed en voorzien van warme winterkleding. Deze kleding was een geschenk van de Amerikaanse, Australische en Canadese bevolking, maar die gift werd door de Staat der Nederlanden op meer dan 60 procent van de vluchtelingen verhaald en moest via vorderingen betaald worden! Familieleden in Nederland werden gedwongen om deze volledig berooide staatsburgers in hun veel te kleine woningen op te nemen, waar geen enkele vergoeding tegenover stond.

Achterstallige salarissen van KNIL-militairen die tijdens de oorlog in krijgsgevangenschap zaten, werden niet uitbetaald. Zelfs hun uniformen die zij in de kampen versleten hadden, moesten zij terugbetalen. En deze misselijkmakende opstelling duurt tot vandaag de dag voort.

Vanaf 1973 bij de invoering van de Wuv en in 1975 bij de invoering van de Wubo werd meer dan 80 procent van de aanvragen van Nederlands-Indische oorlogsgetroffenen om voor een oorlogsuitkering in aanmerking te komen, op oneigenlijke gronden afgewezen.

Van de herstelbetalingen die in 1949 afgedwongen werden van de Indonesische regering en die ruim 600 miljoen gulden bedroegen (de Indonesische Staat heeft tot 1960 dit bedrag grotendeels betaald) is nooit één cent ten goede gekomen aan de Nederlands-Indische gemeenschap. Het geld werd verdeeld onder het nationale en multinationale bedrijfsleven dat in Nederlands-Indië zijn bedrijven verloor.

De rest van de honderden miljoenen werd in de Nederlandse schatkist gestopt. Geen enkele rekening werd gehouden met het verlies van woningen, inboedel, tegoedgelden en middenstandsbedrijven van Nederlands-Indische burgers.

Onder de bezielende leiding van voormalig minister Verhagen (CDA) en onder druk van een moreel verontwaardigde volksvertegenwoordiging werd artikel 4 van de in december 1949 opgestelde Wet op de Soevereiniteit een paar jaar geleden opengebroken.

In dit artikel (Amnestie Ordonnantie) werd een uitzondering gemaakt op het Internationale Oorlogsrecht om te voorkomen dat achteraf over en weer beschuldigingen zouden worden geuit en eisen gesteld. Door het open te breken konden, omwille van de handelsbelangen met Indonesië, excuses gemaakt en herstelbetalingen worden gegeven. Dat zou het aanzien van Nederland ten goede komen. Dat de Indonesische regering hier bepaald niet op zat te wachten, moge bekend zijn.

Niemand van de Nederlands-Indische gemeenschap was hier tegen, maar de frustatie nam enorm toe. Immers, waar bleven de excuses, de erkenning en de herstelbetalingen van de Nederlandse staat die al ruim 68 jaar de eisen van deze burgers vooruit schuiven, bagatelliseren en wegwuiven. De eenzijdige morele verontwaardiging over het optreden van Nederlandse militairen ten tijde van de koloniale oorlog is grotesk en houdt geen enkele rekening met de gevoelens van de nabestaanden en slachtoffers uit niet alleen de Bersiapperiode maar tevens uit de Japanse concentratiekampen.

Zelfs de juiste aantallen slachtoffers (minimaal tussen de 60 en 80 duizend) worden tijdens de officiële herdenkingen (4 mei en 15 augustus) systematisch ontkend. Inderdaad is dit voor de overlevenden en nabestaanden onverteerbaar.

Nederland schaamt zich over de koloniale periode die ruim 350 jaar duurde, zonder te erkennen dat deze periode een onderdeel van haar geschiedenis is geweest. Ze wenst deze zelfs uit de geschiedenisboeken te schrappen (en heeft dit al grotendeels gedaan) en daarmee uit het collectieve geheugen, waardoor geen enkel historisch besef over deze periode overblijft.


#BERSIAP


maandag 24 januari 2022

De Bersiap: een vergeten golf van etnisch geweld

 In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 18 november 2013 in Trouw.


De Bersiap: een vergeten golf van etnisch geweld

Geen ander land heeft de moord op zoveel medeburgers zo gelaten geaccepteerd als Nederland in de Bersiapperiode. Historicus Frederick spreekt van 'post-koloniaal geheugenverlies'.

INTERVIEW MEINDERT VAN DER KAAIJ, 18 november 2013, 00:00

De Amerikaanse historicus William H. Frederick (72) heeft praktisch zijn hele wetenschappelijke carrière gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Nooit echter heeft hij goed begrepen waarom Nederland zich zo bar weinig gelegen heeft laten liggen aan de Bersiap, de periode waarin de waanzin de naar onafhankelijkheid snakkende Indonesiërs in de greep kreeg.

Frederick wil de ogen van Nederlanders openen voor de golf van etnisch geweld die begon in oktober 1945. Nederlanders - net bevrijd uit Japanse interneringskampen -, Indo's en minderheden zoals Molukkers, Chinezen en Timorezen waren plotseling hun leven niet zeker. Jonge Indonesische strijders zagen in de door Soekarno uitgeroepen republiek een vrijbrief om te moorden. Zij wilden voorkomen dat Nederland na de capitulatie van Japan in staat zou zijn om het koloniale gezag te herstellen. Er vielen duizenden slachtoffers.

De Bersiapperiode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland, zegt Frederick. Hij kent geen ander land dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten.

Hebben Nederlandse autoriteiten die gruwelijke periode weggedrukt omdat die de onmacht van de toenmalige Nederlandse overheid onbarmhartig in het daglicht stelde?

"Dat is niet de belangrijkste reden, hoewel dat wellicht heeft meegespeeld. Ik geloof dat het eerder te maken heeft met de Nederlandse terughoudendheid, tot op de dag van vandaag, om de Indonesische revolutie te erkennen als een echte revolutie die buitensporig gewelddadig en complex was. Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen. De cijfers - genocide op minstens 20.000 mensen, een veelvoud daarvan aan moorden op Indonesiërs en een totaal dodenaantal tussen de 250.000 en 300.000 - wijzen op een andere werkelijkheid.

"Maar ook kan hebben meegespeeld, zeg ik even in een sombere opwelling van realisme, dat men zich heeft gerealiseerd dat een tijdig en volledig begrip van de Bersiap de deur zou hebben opengezet voor schadeclaims tegen de Nederlandse overheid.

"Het verbaast me wel dat de Bersiap geen grotere rol in de Nederlandse media heeft gespeeld. De Indische gemeenschap was misschien bang dat ze als huilebalken zouden worden weggezet of dat ze eenvoudigweg niet zouden worden geloofd, omdat ze het zelf nauwelijks konden geloven. Herman Bussemaker maakte de Bersiap zelf mee en schreef er een indringend en volledig boek over ('Bersiap! Opstand in het paradijs'), maar gebruikte nergens de term massamoord of genocide. Waarom niet? Ik heb geen flauw idee."

Hoe komt het dat de begrippen Bersiap of Bersiaptijd in Nederland zo weinig bekendheid hebben?

"Het begrip Bersiap (wees paraat) kent een Indonesische oorsprong en is later door de slachtoffers overgenomen. In Indonesië is het begrip, al dan niet bewust, snel verdwenen. Vreemd genoeg is dat ook in Nederland gebeurd. In de Tweede Kamer bijvoorbeeld is het voor het eerst in 1948 gebruikt en daarna tot 1950 nog twee keer, maar daarna is het verdwenen.

"Het valt me op dat Nederland zo weinig kennis over of sympathie voor de slachtoffers had. De herinnering aan die periode is levend gehouden door de Indische en Nederlandse families die onder de Bersiap hebben geleden. Ik denk dat de feiten wijder verspreid waren dan we nu aannemen, maar er werd voor 1969 niet in het openbaar over gepraat. De jongere generaties weten er niets meer van tenzij hun ouders daarover hebben verteld. Maar ik ken genoeg slachtoffers die zelfs tegenover hun kinderen weigeren daarover te praten.

"We hebben te maken met post-koloniaal geheugenverlies, waarvan we ons kunnen afvragen in hoeverre dat doelbewust is. Natuurlijk zwijgt in Indonesië iedereen erover. Mensen die na de revolutie zijn geboren, weigeren het zelfs te geloven als ik daarover begin. Ze noemen het Nederlandse propaganda."

Frederick beschrijft in zijn artikel in Journal of Genocide Research hoe de Bersiap verliep in de stad Surabaya op Oost-Java. De spanningen liepen daar hoog op door het zogeheten vlagincident op 19 september 1945, waarbij een prominent Indo-leider werd vermoord door Indonesische jongeren, omdat hij met een Nederlandse vlag stond te zwaaien. Indonesiërs kregen kort daarna de beschikking over grote hoeveelheden wapens afkomstig van het Japanse leger. Het geweld in Surabaya begon met de executie van Japanse gevangenen door een Indonesische bende die vervolgens leiders van de politieke partij PRI dwong om letterlijk het bloed van de zwaarden te likken.

Het vormde de voorbode van 'bloody Monday' op 15 oktober toen grote aantallen Nederlanders en Indo's gevangen werden genomen en onder meer naar de Simpang Club werden gebracht, een etablissement dat voor de oorlog alleen voor blanken toegankelijk was. Daar hoorden en zagen gevangenen meer dan de bedoeling was, volgens Frederick.

Gevangenen moesten zich tot hun ondergoed uitkleden en werden daarna geschopt en geslagen en bewerkt met knuppels en geweerkolven. Daarna was er een tribunaal waarin zogenaamd recht werd gesproken. Deze tribunalen wekken volgens Frederick de indruk dat zaken van hogerhand zorgvuldig gepland waren. Enkele overlevenden die toestemming kregen om naar het toilet te gaan, kwamen in ruimten waar zij bloedige lichaamsdelen op de grond zagen liggen en waar dode lichamen aan het plafond hingen. Volgens getuigen verdwenen veel lichamen in het kanaal achter de Simpang Club.

"Het hele wrange is dat er op het terrein van de Simpang Club een monument is verrezen", vertelt Frederick, "dat de anti-koloniale strijd en nationale trots verheerlijkt. Geen woord over wie daar zijn vermoord, waarom en door wie. Het laat zien dat naties normaal gesproken niet de kans grijpen om de minder plezierige kanten van hun geschiedenis te onthullen."

In hoeverre waren politieke leiders bij de moorden betrokken? Was de Bersiap van bovenaf georganiseerd?

"Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Bepaalde leiders van de pemuda's (laagopgeleide jongeren - red.) planden een voedselboycot van Nederlanders en Indo's. Mogelijk gebeurde dat op gezag van hogerhand. Het is mogelijk dat het idee om mensen te arresteren en gevangen te zetten via dezelfde lijnen is gelopen. Was het een vooropgezet plan om die gearresteerde mensen ook te vermoorden? Dat betwijfel ik. De jonge, heethoofdige en radicale leiders rekenden er niet op dat sommigen van hun vrienden zo opgingen in het moorden, aangewakkerd door de geur van bloed. Daarnaast onderschatten ze het enthousiasme waarmee minder hoog opgeleide jongeren aan het moorden sloegen.

"Toen het moorden eenmaal wijdverbreid was, was het eigenlijk ook te laat en had de PRI de handen vol aan damage control door te ontkennen dat de genocide had plaatsgevonden. Of leiders als Soekarno en Hatta op dat moment al weet hadden van de genocide, dat weet ik niet. Ze wisten wel dat er iets verschrikkelijks te gebeuren stond dat ze niet in de hand konden houden.

"De manier om jonge radicalen in de hand te houden was door het leger opdracht te geven Nederlanders te arresteren. In Surabaya werkten het leger en jongeren voor een deel zelfs samen. Uiteindelijk kreeg het leger de zaak in de hand en evacueerde het de Nederlanders die de geweldsgolf hadden overleefd naar voormalige Japanse interneringskampen, omdat dat de enige manier was om hen te beschermen."

Waren zij gijzelaars?

"In essentie wel, denk ik. De Indonesische regering wilde niet dat zij afgeslacht werden, want wat heb je aan dode gijzelaars? De gevangen genomen Nederlanders speelden een rol bij de onderhandelingen over onafhankelijkheid. Enkelen van de politieke en militaire elite zullen wellicht ook enige sympathie en mededogen hebben gehad met hun gevangenen, maar niet veel. Een interessante en nooit onderzochte vraag is wat Nederlandse politici en gezagsdragers eind 1945 wisten en/of geloofden van de verhalen over de moordpartijen."

Wat kunt u zeggen over de motieven van de pemuda's?

"We weten natuurlijk niet wat precies in de hoofden van de daders op dat moment omging. Maar duidelijk is dat zij erop uit waren om het Nederlandse smaldeel kapot te maken, zodat zij geen hulp konden bieden aan Nederlandse strijdkrachten. Er zijn veel pogingen gedaan om de daden van de pemuda's psychologisch te verklaren, maar ik vind dat riskant, omdat je gaat generaliseren."

In uw stuk in Journal of Genocide Research beweert u dat de Bersiap niet een paar maanden duurde, zoals tot nu toe wordt aangenomen, maar veel langer en dat er zelfs sprake was van een tweede Bersiap.

"Het bewijs hiervoor komt uit talloze rapporten van militaire en lokale overheden die er in heroverde gebieden kwamen na de eerste politionele actie. Velen stuitten op massagraven - met lijken van Nederlanders, Indo's en Chinezen - en plaatsen waar nog sporen waren van moorden en executies. Dit soort zaken werden ook na de tweede politionele actie ontdekt."

"Het karakter van die 'tweede' Bersiap was wel anders dan de eerste. Die werd niet uitgevoerd door pemuda's, want die waren daar niet, maar door dorpelingen die daartoe waren aangezet door militairen en milities. Veel hiervan is door autoriteiten afgedaan als 'rampok' (roof of plundering), maar ik heb daar ernstige twijfels over."

Er is veel onzekerheid over de vraag hoeveel mensen tijdens de Bersiap zijn vermoord. Die hebben sinds 1945 tussen de 3500 en de 28.000 geschommeld. Wat denkt u?

"Dit is een geweldig probleem. Intuïtief, na jaren onderzoek in papieren die wel beschikbaar zijn, vrees ik dat de hoge getallen het meest waarschijnlijk zijn. De Indische Pensioenraad verklaarde op een zeker moment dat er 20.000 vermisten waren. Tel dat maar op bij het aantal mensen, 8.000, van wie we zeker weten dat zij tijdens de Bersiap zijn overleden. Het archief van de Pensioenraad ligt uit elkaar, dus het valt niet mee om dat getal van 20.000 te reconstrueren. Het is duidelijk dat het aantal slachtoffers een urgent onderzoeksprobleem is."

In uw artikel in het genocidetijdschrift schrijft u vooral over de incidenten in Oost-Java. Hoe zat het met dit geweld in andere delen van het land?

"Het meeste en het meest extreme geweld kwam voor in Jakarta en steden van Oost-Java, Bandung bijvoorbeeld, en op een kleinere schaal in Centraal-Java. Er was ook geweld op Sumatra, maar omdat daar minder Nederlanders en Indo's waren, richtte dat zich meer op de elite.

"Op andere plekken in de archipel voorkwamen Australische en andere troepen dat het geweld op grote schaal kon plaatsvinden; ook waren daar veel minder Nederlanders dan op Java."

De Nederlandse regering heeft het verzoek van drie belangrijke instituten om een diepgravend onderzoek te doen naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië naast zich neergelegd. Wat vindt u daarvan?

"De argumentatie van minister Timmermans van buitenlandse zaken dat instituten dit onderzoek maar uit hun eigen budget moeten financieren, vind ik zeer mager. We weten dat een grootschalig onderzoek kostbaar is en dat het Niod, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie dat niet kunnen bekostigen in tijden dat ze bovendien van diezelfde regering hard moeten bezuinigen.

"De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein. Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Ook begrijp ik dat Nederlandse diplomaten in Jakarta van een onderzoek nerveus worden, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Waarom Timmermans zich door Indonesië iets laat zeggen over wat historici in Nederland mogen bestuderen, is me een raadsel.

"Natuurlijk is dat onderzoek hoogst noodzakelijk. Het gevaar is dat Nederland voor altijd blijft zitten met een simplistisch en volkomen verkeerd beeld van de dekolonisatie. Vanuit een historiografisch perspectief bestaat het gevaar dat de naoorlogse periode bevroren blijft in een simpel zwart-tegen-wit-, goed-tegen-slecht-tableau, dat ons werkelijk helemaal niets leert over de werkelijkheid van de van beide zijden gewelddadige dekolonisatie. Het leert ons ook helemaal niets over de rollen die voormalige koloniale grootmachten en de voormalige koloniën in de huidige wereld moeten spelen. Dat klinkt behoorlijk pompeus, maar het is wel waar."

#BERSIAP



zaterdag 22 januari 2022

Bersiap: Een weggemoffelde massamoord in Indië

In het kader van de actualiteit blikken wij terug op een aantal historische publicaties over de Bersiap-periode. Hoezeer ook gepoogd wordt om de Bersiap te bagatelliseren ten einde de geschiedenis te vervalsen, de feiten bewijzen het tegendeel. Onderstaand artikel verscheen op 17 augustus 2015 in de Volkskrant.


Een weggemoffelde massamoord in Indië

Waarom is de massamoord op Nederlanders in Indië (1945-46) zo onderbelicht?

Louis Zweers is gepromoveerd op de rol van de media tijdens de koloniale oorlog (1945-1949) 17 augustus 2015, 02:00 


In de meeste publicaties ligt de nadruk vooral op de oorlogsmisdaden die door Nederlandse militairen in Indië in de periode 1945-1949 zijn gepleegd. Het is opmerkelijk dat er zo weinig wordt ingezoomd op de oorlogsmisdrijven van Indonesische zijde in diezelfde periode. Waarom is de massamoord op Indische Nederlanders in de Nederlandse media en geschiedschrijving zo onderbelicht?


Na de Japanse capitulatie en de uitroeping van de Republiek Indonesië in augustus 1945 ontstond een chaotische situatie. Vanaf het najaar van 1945 tot het voorjaar van 1946, de zogenoemde bersiap, zijn duizenden weerloze burgers door ongeregelde Indonesische strijdgroepen vaak op gruwelijke wijze vermoord.

De haat van de jonge Indonesische revolutionairen, aangewakkerd door de Japanse propaganda en indoctrinatie maar ook door de woede over de vooroorlogse koloniale repressie, werd vooral geprojecteerd op de (Indische) Nederlanders maar ook op Ambonezen en Chinezen, die als pro-Nederlands werden beschouwd.


Mensenrechtenschendingen

Het zijn met name buitenlandse historici (zoals William Frederick) die voor het eerst hebben gewezen op het genocidale karakter van dit optreden. Pas later stelden Herman Bussemaker en Willy Meelhuijsen, historici en zelf ervaringsdeskundigen, hun boeken over de bersiap samen. Deze publicaties hebben relatief weinig aandacht opgeroepen. Het is ironisch dat Nederland zich nooit druk heeft gemaakt over deze mensenrechtenschendingen.

Overigens zijn er heel weinig beelden van deze geweldsuitbarstingen gemaakt. En zonder beelden worden deze afschuwelijke drama's niet opgemerkt. De Nederlandse dagbladen schreven destijds wel artikelen, zonder foto's, over het geweld vooral gebaseerd op Britse bronnen. Nederlandse fotografen en journalisten waren nog amper aanwezig. In de fotoarchieven zijn wel beelden van slachtoffers, die later in massagraven werden aangetroffen, terug te vinden. En er zijn ook verslagen van overlevenden. De laatste ooggetuigen zijn hoogbejaard.

Deze oorlogsmisdaden speelden zich vooral af in de afgelegen binnenlanden van Java en Sumatra maar ook in de stedelijke enclaves die door de Britten dienden te worden beschermd. Nederlandse troepen hadden nog geen toestemming van het Britse interim-bestuur om op Java te landen. Recente onderzoeken (zoals van dr. Abdul Wahid) komen uit op zeker dertigduizend slachtoffers, inclusief duizenden vermisten. Nabestaanden zwegen over hun ervaringen en hun pijn werd nooit erkend.


Etnische zuivering

Een voorbeeld is het verhaal van de Nederlandse familie Francken die op een onderneming in de bergen op Oost-Java woonde. Deze familiegeschiedenis is door Inez Hollander in haar boek Verstilde stemmen en verzwegen levens beschreven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stierf vader Francken in gevangenschap. De andere gezinsleden overleefden ternauwernood de Japanse kampen. Vlak na de Japanse capitulatie is door het Rode Kruis een foto gemaakt van de broodmagere zussen Joke (13) en Willy (15) Francken in de openluchtkeuken van het overbevolkte kamp Banjubiru op Midden-Java. De familie Francken werd met een konvooi naar de havenplaats Surabaya in Oost-Java vervoerd. Op 28 oktober 1945 werd dit konvooi, met vrouwen en kinderen, vlakbij het Brantas Hotel in Surabaya aangevallen door Indonesische milities. Ruim honderd (Indische) Nederlandse vrouwen en kinderen, inclusief hun Brits-Indische Gurkha begeleiders, werden vermoord. Joke en Willy Francken werden bij deze aanval afgeslacht. Zoon Harry en zijn moeder overleefden dit bloedbad en werden gerepatrieerd naar Nederland.

Ook de Chinese bevolkingsgroep had het zwaar te verduren. Zo werden de omgeving van Batavia en het achterland bij Medan etnisch gezuiverd door indonesische milities. De Britse kolonel Laurens van der Post beschrijft in zijn boek The Admiral's Baby het tragische voorval op de kleine Sunda-eilanden waar Indonesische strijdgroepen de Chinese gemeenschap van zo'n vijftienhonderd mensen uitmoordden.


Roep om onafhankelijkheid

Van der Post nam waar dat de komodo's de rottende lichamen van de slachtoffers opaten. Deze gebeurtenis heeft hem nooit meer losgelaten. Trouwens deze afrekeningen vonden plaats nog voordat een Nederlandse militair voet op de Javaanse bodem had gezet. De Britten waarschuwden de Nederlanders dat de geest uit de fles was. De roep om onafhankelijkheid was niet meer tegen te houden.

Van der Post vreesde dat het bij een Nederlandse militaire inmenging tot grootschalig geweld zou komen en interpreteerde dit voorval als een symbolische waarschuwing voor de in zijn ogen onverzoenlijke Nederlanders.

Pas in maart 1946 arriveerden de eerste Nederlandse militairen. Daarna zou de geweldsexplosie met naar schatting zo'n 150.000 Indonesische slachtoffers (inclusief die van de interne Indonesische strijd) pas echt goed losbarsten. De Nederlands-Indische slachtoffers van de bersiap waren ondertussen vergeten


#BERSIAP



vrijdag 14 januari 2022

Reactie TFIR op schrappen term Bersiap door Rijksmuseum

Zolang getracht wordt geschiedvervalsing te plegen door de bersiap te verzwijgen of te downplayen, zullen wij het woord blijven uitspreken. Opdat de duizenden slachtoffers van de gruwelijke etnische zuiveringen gepleegd door Indonesië nooit zullen worden vergeten. 

ZEGT HET VOORT en DEEL op uw sociale media.

Task Force Indisch Rechtsherstel

www.TFIR.nl


#BERSIAP #rijksmuseum #geschiedvervalsing


Achtergrond: Op 11 januari veroorzaakte het woord bersiap wederom een schok in de Indische gemeenschap. Voor de tentoonstelling ‘Revolusi, Indonesië onafhankelijk’ in het Rijksmuseum heeft het team curatoren besloten om het woord bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië, kort na de capitulatie van de Japanse bezetter in augustus 1945. Indonesische gastcurator Triyana zegt in een opiniestuk in NRC: "Schrap de term ‘Bersiap’ want die is racistisch." Klik hier voor het nieuwsbericht van de NOS. 

Dit nieuws veroorzaakte veel onrust en pijn bij de Indische gemeenschap en deze signalen bereikten ook TFIR. Wij waken voor geschiedvervalsing in welke vorm dan ook. 

De stichting Task Force Indisch Rechtsherstel (TFIR) zet zich in voor al diegenen die hebben geleden onder de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Met aandacht voor het uitgebleven rechtsherstel en de verzwegen verhalen van alle bevolkingsgroepen die samen de Nederlands-Indische gemeenschap in Nederland en daarbuiten vormen.


woensdag 8 december 2021

Verbroken beloftes, een essay door Sylvia Pessireron

'Koningin Wilhelmina schreef op 21 november 1945 een brief aan ‘de Ambonezen’ waarin zij haar bewondering uitsprak voor de door hen bewezen moed en trouw aan Nederland tijdens de Japanse bezetting. Dat koninklijke gebaar verdient herhaling. Dit keer niet als loftuiting, maar als excuses aan de Molukkers voor de ijskoude wijze waarop Nederland hen heeft behandeld.'

 ➡Lees het essay hier: 

https://www.trouw.nl/binnenland/wat-kregen-de-molukkers-een-gebaar-geen-spijtbetuiging~b1815755/

Sylvia Pessireron is freelance journalist, copywriter en schrijfster. Haar Molukse achtergrond vormde de basis voor de romans De verzwegen soldaat en Gesloten koffers. Ze schrijft nu aan het boek Sayang é (uitgeverij Walburg Pers) over de geschiedenis van zeventig jaar Molukkers in Nederland en op de Molukken.

'Verbroken beloftes' verscheen op zaterdag 4 december 2021 in dagblad Trouw. Klik op de afbeelding om naar het essay in Trouw te gaan.




dinsdag 9 november 2021

Expo Rotterdamse Molukkers op de Lloydkade

De succesvolle expositie 'Lain Sayang Lain' die in juli opende in Barak 1B in Kamp Vught krijgt nu een vervolg in Rotterdam! Op de plek waar in 1951 de eerste Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen aankwamen, staan 10 levensgrote portretten van 4 generaties Rotterdamse Molukkers opgesteld, vergezeld van hun verhalen. Je kunt ze niet missen, want 6 van de portretten zijn maar liefst 3 bij 4 meter groot!

De foto's zijn gemaakt door Suzanne Liem en Sylvia Pessireron verzorgde de teksten. Deze bijzondere buitenexpositie is de hele maand november te zien op de Lloydkade in Rotterdam.

Artikel Omroep Delft: https://www.omroepdelft.nl/demo/nieuws/de-weg-over-afwijzing-verlies-veerkracht-en-hoop


maandag 8 november 2021

Website-update TFIR

Onze website heeft een nieuw uiterlijk gekregen! Met de nieuwe aanpassingen hopen wij u nog beter van dienst te kunnen zijn. 



zondag 21 maart 2021

Op dienstbevel naar Nederland

13 februari 1951. De Molukse KNIL-militairen, die op dat moment een tijdelijke Koninklijke Landmacht status hadden, verblijven op Java. De weg naar hun thuisland is afgesloten door de Indonesische regering. Die is woedend op de Molukkers. In plaats van op te gaan in de jonge Indonesische staat, kozen zij voor hun eigen onafhankelijkheid. Indonesië weigerde de Molukse republiek te erkennen, want ‘zonder Ambon is er geen Indonesië’, aldus toenmalig president Sukarno. Het Molukse volk moest op de knieën worden gebracht. Maar dat kon alleen als het Indonesische leger geen tegenstander van formaat trof. Dus moesten de goed opgeleide en zeer ervaren KNILers weg. Omdat ze onder de verantwoordelijkheid van Nederland vielen, moest die voor een oplossing zorgen.

De KNILers werden voor drie keuzes gesteld: demobilisatie ter plekke, afvoer naar de Zuid-Molukken of tijdelijke afvoer naar Nederland. Demobilisatie op Java stond gelijk aan zelfmoord, want de KNILers werden omringd door groepen die zij tijdens de Bersiap, de Dekolonisatieoorlog en de acties in Makassar hadden bestreden. In het besef dat Maluku door Indonesische troepen zou worden bezet, viel de keuze voor een tijdelijk verblijf in Nederland ook af. Ze kozen voor afvoer naar hun eigen land, maar daar stak de Indonesische regering onmiddellijk een stokje voor. De soldaten kregen een dienstbevel: ze móésten naar Nederland. Wie weigerde, kreeg op staande voet ontslag.

In februari 1951 vertrok de Kota Inten naar Nederland. Op 21 maart 1951 zetten de eerste Molukse KNIL-militairen met hun gezinnen hier voet aan wal. Precies 70 jaar geleden.

Task Force Indisch Rechtsherstel

Bloemencorso in Zeeland 1953,
collectie Moluks Historisch museum

70 jaar Molukkers in Nederland

Vandaag herdenken we dat op 21 maart 1951 de Kota Inten aanmeerde aan de Lloydkade in Rotterdam, met aan boord de eerste groep Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. Ze waren in februari op dienstbevel vanuit Soerabaja naar ons land vertrokken. Uiteindelijk kwamen 12.500 Molukkers naar Nederland. Hun verblijf hier zou maar tijdelijk zijn: hooguit 6 maanden. Inmiddels zijn we 70 jaren en een loze belofte van de Nederlandse regering verder. 

De komende tijd besteden diverse media aandacht aan dit herdenkingsjaar. Zo bracht het NPO-radioprogramma 'Hilversum uit' een bezoek aan de Molukse wijk in Moordrecht, die momenteel zwaar getroffen is door corona. Molukkers van 4 generaties vertellen hun verhaal. Luister hier terug: https://www.nporadio1.nl/hilversum-uit

De uitspraak van Indik Kastanja (58) ontroert ons en zegt eigenlijk alles: "Die pijn is er altijd. De pijn van onze ouders draag je mee."

RESPECT 

Task Force Indisch Rechtsherstel


maandag 1 februari 2021

Slag in de Javazee: 27 februari 1942

Op 27 februari staan we stil bij de 1.174 slachtoffers van de drie door de Japanners getorpedeerde Nederlandse oorlogsschepen: Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java en Hr. Ms. Kortenaer. De gezonken schepen zijn oorlogsgraven met beschermde status. Toen nabestaanden in 2016 op locatie een duikexpeditie organiseerden om hun geliefden te gedenken, kwamen ze tot de afschuwelijke ontdekking dat de scheepswrakken met daarin nog stoffelijke resten waren verdwenen.

Na een gesprek tussen premier Mark Rutte en de Indonesische president Joko Widodo besloten Nederland en Indonesië eind 2016 samen onderzoek te doen naar de kwestie. Minister van Defensie Ank Bijleveld meldde in 2018 aan de Tweede Kamer dat het gezamenlijk onderzoek niets had opgeleverd.

Een groep onafhankelijke onderzoeksjournalisten van de Indonesische nieuwssite Tirto bracht de waarheid wél aan het licht. De schepen zijn illegaal geborgen om het ijzer te verkopen. Indonesië verklaarde eerder géén vergunning voor berging te hebben afgegeven.

Tirto meldde begin 2018 dat er wel degelijk een vergunning is verleend door de Indonesische autoriteiten om de schepen te bergen en verschroten. De stoffelijke resten van de overleden zeelieden zouden zijn gedumpt in een massagraf op Oost-Java, niet ver van de havenplaats Brodong waar de wrakken in stukken zouden zijn gezaagd.

Bijleveld wil wel dat de zaak verder wordt uitgezocht, maar Nederland kan niet zelfstandig op onderzoek uit in Indonesië. Het initiatief ligt daarom volledig bij de autoriteiten in Jakarta. En Jakarta zwijgt.

In 2019 werd bekend dat ook twee gezonken Nederlandse onderzeeboten, de O16 en de KXVII, in Maleisische wateren zijn verdwenen. Beide onderzeeboten voeren in december 1941 op Japanse zeemijnen.

EN TOEN WERD HET STIL …

Het is volgens internationaal recht verboden om oorlogsgraven te schenden, laat staan de schepen te bergen, zonder toestemming van Nederland. Ook het internationale humanitaire oorlogsrecht beschermt oorlogsgraven.

RESPECT – HORMAT

Task Force Indisch Rechtsherstel

~ ~ ~ ~ ~

Meer info? Klik hieronder voor enkele publicaties:

Volkskrant, 7 juli 2019: Twee wrakken van Nederlandse onderzeeboten verdwenen in Maleisische wateren

DVHN, 14 oktober 2019: Weinig over van scheepswrakken in Javazee

Volkskrant, 25 januari 2018: Onthullingen Indonesische media werpen nieuw licht op onderzoek naar verdwenen Nederlandse oorlogswrakken

TIRTO Indonesia: A RING OF NAVAL WRECK ROBBERS

Wikipedia: Slag in de Javazee

VIDEO Slag in de Javazee, documentaire Omroep Max, 2017

VIDEO Slag in de Javazee, Nederlands Instituut voor Militaire Historie


Screenshots uit de documentaire ‘De slag in de Javazee’
(Omroep MAX):
herdenkingsplaquette duikexpeditie,
schilderij ‘Slag in de Javazee’,
foto overlevenden na de ramp


vrijdag 18 september 2020

18 september 1944: de ondergang van de Junyo Maru

Het Japanse vrachtschip Junyo Maru wordt vlakbij Padang door de Britse onderzeeër HMS Tradewind tweemaal getorpedeerd. Het schip zonk binnen een half uur. Aan boord bevinden zich circa 2500 geallieerde krijgsgevangenen en 4200 romoesja's (waaronder volgens ooggetuigen zelfs kinderen van twaalf tot veertien jaar). Circa 5600 mensen vinden de dood, onder wie 4000 romoesja's.

De ondergang van 'hellship' Junyo Maru is een van de grootste scheepsrampen in de geschiedenis, met bijna vier keer zoveel doden als bij de Titanic in 1912 (1500 slachtoffers). Toch is de Junyo Maru scheepsramp bij het grote publiek nog steeds vrijwel onbekend.

Het schip was onderweg van Java naar Sumatra met als eindbestemming de 220 kilometer lange Pakan Baroespoorweg. Degenen die de ramp overleefden, werden uit zee opgepikt door Japanners en alsnog naar de Pakan Baroespoorweg getransporteerd en daar tewerkgesteld.

Onder de KNIL-militairen bevonden zich ook Surinamers, tien van hen zijn omgekomen.



Junyo Maru

History Matters Lezing Sylvia Pessireron

Wat is de RMS? En wat gebeurde er met de Molukse KNIL-militairen en hun families na de onafhankelijkheid van Indonesië? Deel 7 van de reeks ...